Перевод: с английского на все языки

со всех языков на английский

Со всех языков на:
Английский
С английского на:
Все языки
Немецкий
Нидерландский

hier staat dat

Толкование Перевод

1 say

adv. hé, zeg, bij wijze v. spreken
--------
n. mening; gesproken woord; spreekrecht; woord
--------
v. zeggen; veronderstellen; van mening zijn

say¹

[ see] 〈zelfstandig naamwoord; geen meervoud〉

1 invloed ⇒ zeggen(schap)

2 zegje ⇒ mening

♦voorbeelden:

1   have a say in the matter • iets in de melk te brokkelen hebben

     he has the say about that matter • hij heeft het voor het zeggen in die zaak

2   have/say one's say • zijn zegje zeggen/doen

————————

say²

[ see, 〈 3e persoon enkelvoud tegenwoordige tijd〉 sez] 〈 said, said [ sed]〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 zeggen ⇒ praten, vertellen

♦voorbeelden:

1   I could not say • ik zou het niet kunnen zeggen

     〈Brits-Engels; informeel〉 I say! • hé (zeg), zeg; je meent het!

     so to say • bij wijze van spreken

     it's not for me to say • daar kan ik niet over beslissen/me niet over uitlaten

     I'd rather not say • ik laat me er liever niet over uit

     a man, they say, of bad reputation • een man, (zo) zegt men, met een slechte reputatie

     〈 informeel〉 you don't say (so) • 't is niet waar!, ongelofelijk!

     〈 spreekwoord〉 saying is one thing and doing another • zeggen en doen is twee

→ dare dare/

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 (op)zeggen ⇒ uiten, (uit)spreken

2 zeggen ⇒ vermelden, verkondigen

3 zeggen ⇒ aanvoeren, te kennen geven

4 zeggen ⇒ aannemen, veronderstellen

5 aangeven ⇒ tonen, zeggen

♦voorbeelden:

1   say grace/one's prayers • dank zeggen, bidden

     say one's lesson • zijn les opzeggen

     I dare say that • het zou zelfs heel goed kunnen dat

     〈Brits-Engels; informeel〉 I wouldn't say no • ik zeg geen nee

     say no more! • geen woord meer!; praat er mij niet van!; dat zegt al genoeg!

     to say nothing of • om nog maar te zwijgen over

     say to oneself • bij zichzelf denken

     I've something to say to you • ik moet je iets vertellen

     〈 vaak schertsend〉 as they say • zoals men zegt/dat noemt, zoals dat heet

     〈 informeel〉 say what you like • je mag zeggen wat je wil

     who shall I say, sir? • wie kan ik zeggen dat er is, meneer?

     〈 spreekwoord〉 least said, soonest mended • zwijgen en denken kan niemand krenken

     that is to say • met andere woorden, dat wil zeggen, tenminste

2   the text says • in de tekst staat

     to say the least • op zijn zachtst uitgedrukt

     she is said to be very rich • men zegt dat ze heel rijk is, ze zou heel rijk zijn

     it is said/they say • men zegt/ze zeggen

     it says on the bottle • op de fles staat

     it says here that • hier staat dat

3   what have you to say for yourself? • wat heb je ter verdediging aan te voeren?

     let's do it together, what do you say? • laten we het samen doen, wat zou je daarvan zeggen/vinden?

     what do you say to this? • wat zou je hiervan vinden/zeggen?

4   let's say, shall we say • laten we zeggen/aannemen

     say it were true • aangenomen/stel dat het waar is

     say seven a.m. • laten we zeggen/pakweg zeven uur ('s ochtends)

5   what time does your watch say? • hoe laat is het op jouw horloge?

¶ when all is said and done • alles bij elkaar genomen, al met al

     no sooner said than done • zo gezegd, zo gedaan

     it goes without saying • het spreekt vanzelf

     〈 informeel〉 I'll say, you can say that again, 〈 Amerikaans-Engels〉you said it • zeg dat wel, daar zeg je zo iets, en of!

     say when • zeg het als 't genoeg is

English-Dutch dictionary > say
2 it says here that

it says here that

hier staat dat

English-Dutch dictionary > it says here that
3 notice

n. mededeling; waarschuwing; aandacht
--------
v. opmerken; merken

notice¹

[ nootis] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 (voorafgaande) kennisgeving ⇒ aankondiging, waarschuwing; 〈 in het bijzonder〉 opzegging 〈van huur/arbeidscontract〉

2 aandacht ⇒ belangstelling, attentie

3 mededeling ⇒ bericht

4 〈 vaak meervoud〉 bespreking ⇒ recensie

♦voorbeelden:

1   give one's notice • zijn ontslag indienen

     give the maid (a month's) notice, give (a month's) notice to the maid • de dienstbode (met een maand) opzeggen

     we received three month's notice • de huur is ons met drie maanden opgezegd

     at a moment's/a minute's notice • direct, zonder bericht vooraf

     can you be here at two hours' notice? • kun je hier binnen twee uur zijn?

2   I'd like to bring this book to your notice • ik zou dit boek onder uw aandacht willen brengen

     when the CD became a success the other record companies suddenly sat up and took notice • toen de cd een succes werd, schrokken de andere platenmaatschappijen wakker

     take (no) notice of • (geen) acht slaan op

3   the notice says ‘no smoking’ • er staat dat je niet mag roken

     notice of marriage • huwelijksaankondiging

4   his book got good notices • zijn boek kreeg goede recensies/kritieken

→ further further/, short short/

————————

notice²

〈 werkwoord〉

1 (op)merken ⇒ zien, waarnemen 〈met zintuigen/verstand〉

2 vermelden ⇒ een opmerking maken over

♦voorbeelden:

1   notice the differences • let op de verschillen

     she didn't notice her friend in the crowd • zij zag haar vriendin niet in de menigte

English-Dutch dictionary > notice
4 for

1. preposition
1) (representing, on behalf of, in exchange against) für; (in place of) für; anstelle von

what is the German for "buzz"? — wie heißt "buzz" auf Deutsch?

2) (in defence, support, or favour of) für

be for doing something — dafür sein, etwas zu tun

it's each [man] or every man for himself — jeder ist auf sich selbst gestellt

3) (to the benefit of) für

do something for somebody — für jemanden etwas tun

4) (with a view to) für; (conducive[ly] to) zu

they invited me for Christmas/Monday/supper — sie haben mich zu Weihnachten/für Montag/zum Abendessen eingeladen

what is it for? — wofür/wozu ist das?

be saving up for something — auf etwas (Akk.) sparen

5) (being the motive of) für; (having as purpose) zu

reason for living — Grund zu leben

a dish for holding nuts — eine Schale für Nüsse

6) (to obtain, win, save)

a request for help — eine Bitte um Hilfe

study for a university degree — auf einen Hochschulabschluss hin studieren

phone for a doctor — nach einem Arzt telefonieren

take somebody for a ride in the car/a walk — jemanden im Auto spazieren fahren/mit jemandem einen Spaziergang machen

work for a living — für den Lebensunterhalt arbeiten

run/jump etc. for it — loslaufen/-springen usw.

7) (to reach) nach

set out for England/the north/an island — nach England/Norden/zu einer Insel aufbrechen

8) (to be received by) für

that's Jim for you — das sieht Jim mal wieder ähnlich

9) (as regards)

checked for accuracy — auf Richtigkeit geprüft

be dressed/ready for dinner — zum Dinner angezogen/fertig sein

open for business — eröffnet

have something for breakfast/pudding — etwas zum Frühstück/Nachtisch haben

enough... for — genug... für

that's quite enough for me — das reicht mir völlig

too... for — zu... für

there is nothing for it but to do something — es gibt keine andere Möglichkeit, als etwas zu tun

10) (to the amount of)

cheque/ bill for £5 — Scheck/Rechnung über od. in Höhe von 5 Pfund

11) (to affect, as if affecting) für

things don't look very promising for the business — was die Geschäfte angeht, sieht das alles nicht sehr vielversprechend aus

it is wise/advisable for somebody to do something — es ist vernünftig/ratsam, dass jemand etwas tut

it's hopeless for me to try and explain the system — es ist sinnlos, dir das System erklären zu wollen

12) (as being) für

what do you take me for? — wofür hältst du mich?

I/you etc. for one — ich/ du usw. für mein[en]/dein[en] usw. Teil

13) (on account of, as penalty of) wegen

famous/well-known for something — berühmt/ bekannt wegen od. für etwas

jump/ shout for joy — vor Freude in die Luft springen/schreien

were it not for you/ your help, I should not be able to do it — ohne dich/deine Hilfe wäre ich nicht dazu in der Lage

14) (on the occasion of)

for the first time — zum ersten Mal

why can't you help for once? — warum kannst du nicht einmal helfen?

what shall I give him for his birthday? — was soll ich ihm zum Geburtstag schenken?

15) (in spite of)

for all... — trotz...

for all that,... — trotzdem...

16) (on account of the hindrance of) vor (+ Dat.)

for fear of... — aus Angst vor (+ Dat.)

but for..., except for... — wenn nicht... gewesen wäre, [dann]...

17) (so far as concerns)

for all I know/care... — möglicherweise/was mich betrifft,...

for one thing,... — zunächst einmal...

18) (considering the usual nature of) für

not bad for a first attempt — nicht schlecht für den ersten Versuch

19) (during) seit

we've/we haven't been here for three years — wir sind seit drei Jahren hier/nicht mehr hier gewesen

we waited for hours/three hours — wir warteten stundenlang/drei Stunden lang

how long are you here for? — wie lange bleiben Sie hier?

sit here for now or for the moment — bleiben Sie im Augenblick hier sitzen

20) (to the extent of)

walk for 20 miles/for another 20 miles — 20 Meilen [weit] gehen/weiter gehen

21)

be for it — (coll.) dran sein (ugs.); sich auf was gefasst machen können (ugs.)
2. conjunction
(since, as proof) denn

* * *
[fo:] 1. preposition
1) (to be given or sent to: This letter is for you.) für

2) (towards; in the direction of: We set off for London.) nach

3) (through a certain time or distance: for three hours; for three miles.) für

4) (in order to have, get, be etc: He asked me for some money; Go for a walk.) nach

5) (in return; as payment: He paid $2 for his ticket.) für

6) (in order to be prepared: He's getting ready for the journey.) für

7) (representing: He is the member of parliament for Hull.) für

8) (on behalf of: Will you do it for me?)

9) (in favour of: Are you for or against the plan?) dafür

10) (because of: for this reason.) wegen, aus

11) (having a particular purpose: She gave me money for the bus fare.) für

12) (indicating an ability or an attitude to: a talent for baking; an ear for music.) für

13) (as being: They mistook him for someone else.) für

14) (considering what is used in the case of: It is quite warm for January (= considering that it is January when it is usually cold).) für

15) (in spite of: For all his money, he didn't seem happy.) trotz
2. conjunction
(because: It must be late, for I have been here a long time.) denn

* * *

for

[fɔ:ʳ, fəʳ, AM fɔ:r, fɚ]

I. conj ( liter or dated) denn

II. prep

1. (intended to be given to) für + akk

I bought a new collar \for my dog ich habe ein neues Halsband für meinen Hund gekauft

this is a birthday present \for you hier ist ein Geburtstagsgeschenk für dich

there are government subsidies available \for farmers für Bauern gibt es Zuschüsse vom Staat

2. (in support of) für + akk

to vote \for sb/sth für jdn/etw stimmen

they voted \for independence in a referendum sie haben sich in einem Referendum für die Unabhängigkeit ausgesprochen

▪ to be \for sb/sth für jdn/etw sein

his followers are still \for him seine Anhänger unterstützen ihn noch immer

to be \for a good cause für einen guten Zweck sein

to be all \for sth ganz für etw akk sein

to be \for doing sth dafür sein, dass etw getan wird

are you \for banning smoking in public places? sind Sie dafür, das Rauchen in der Öffentlichkeit zu verbieten?

3. (regarding sb) für + akk

I'm happy \for you that it finally worked out ich freue mich für dich, dass es endlich geklappt hat

you're not making it easy \for me to tell you the truth du machst es mir nicht gerade einfach, dir die Wahrheit zu sagen

the coffee was too strong \for me der Kaffee war mir zu stark

luckily \for me, I already had another job zu meinem Glück hatte ich bereits eine andere Stelle

the admiration she felt \for him soon died ihre Bewunderung für ihn war schnell verflogen

is this seat high enough \for you? ist Ihnen dieser Sitz hoch genug?

I feel sorry \for her sie tut mir leid

to feel nothing but contempt \for sb/sth nichts als Verachtung für jdn/etw empfinden

▪ to be concerned \for sb/sth um jdn/etw besorgt sein

to feel \for sb mit jdm fühlen

as \for me was mich betrifft [o angeht]

Jackie's already left and, as \for me, I'm going at the end of the month Jackie ist schon weg, und was mich angeht, ich gehe Ende des Monats

4. (regarding sth) für + akk

how are you doing \for money? wie sieht es bei dir mit dem Geld aus?

\for my part was mich betrifft

\for all I know möglicherweise

\for all I know, he could have left the country möglicherweise hat er schon das Land verlassen

to be responsible \for sth für etw akk verantwortlich sein

to prepare \for sth sich akk auf etw akk vorbereiten

5. (comparing) für + akk

the summer has been quite hot \for England für England war das ein ziemlich heißer Sommer

▪ to be too big/fast \for sb/sth zu groß/schnell für jdn/etw sein

she's very mature \for her age sie ist für ihr Alter schon sehr reif

the weather is warm \for the time of year für diese Jahreszeit ist das Wetter mild

he's quite thoughtful \for a child of 8 für einen Achtjährigen ist er ziemlich rücksichtsvoll

6. (to get, have)

oh \for something to drink! hätte ich doch bloß etwas zu trinken!

oh \for a strong black coffee! und jetzt einen starken schwarzen Kaffee!

he did it \for the fame er tat es, um berühmt zu werden

even though he's in this \for the money, we still need him auch wenn er es nur wegen des Geldes tut, wir brauchen ihn

she's eager \for a chance to show that she's a capable worker sie möchte gerne beweisen, dass sie eine fähige Mitarbeiterin ist

demand \for money Bedarf m an Geld

to send \for the doctor den Arzt holen

to apply \for a job sich akk um eine Stelle bewerben

to have a need \for sth etw brauchen

to look \for a way to do sth nach einer Möglichkeit suchen, etw zu tun

to ask \for sth um etw akk bitten

7. (on behalf of, representing) für + akk

he's an agent \for models and actors er ist Agent für Models und Schauspieler

next time you see them, say hi \for me grüß sie von mir, wenn du sie wieder siehst

the messenger was there \for his boss der Bote war in Vertretung seines Chefs dort

to do sth \for sb etw für jdn tun

to do sth \for oneself etw selbst tun

8. (as ordered by) für + akk

▪ to do sth \for sb/sth etw für jdn/etw tun

they had to do extra work \for their boss sie mussten noch zusätzliche Arbeiten für ihren Chef erledigen

I have some things to do \for school ich muss noch etwas für die Schule machen

9. (employed by) bei + dat

she is a tutor \for the Open University sie ist Tutorin an der Fernuniversität

to work \for sb/sth bei jdm/etw [o für jdn/etw] arbeiten

10. (purpose, aim) für + akk

what's that \for? wofür ist das?

that's useful \for removing rust damit kann man gut Rost entfernen

that's not \for eating das ist nicht zum Essen

a course \for beginners in Russian ein Russischkurs für Anfänger

\for your information zu Ihrer Information

\for the record der Ordnung halber

the spokesman told the press \for the record that the president was in good health der Sprecher sagte der Presse für das Protokoll, der Präsident sei bei guter Gesundheit

for rent/sale zu vermieten/verkaufen

bikes \for rent Räder zu vermieten

to be not \for sale unverkäuflich sein

to wait \for sb/sth auf jdn/etw warten

to wait \for sb to do sth darauf warten, dass jd etw tut

▪ to do sth \for sth/sb etw für etw/jdn tun

what did you do that \for? wozu hast du das getan?

what do you use these enormous scissors \for? wozu brauchst du diese riesige Schere?

he is taking medication \for his heart condition er nimmt Medikamente für sein Herz

you need to move closer \for me to hear you du musst ein bisschen näher herkommen, damit ich dich hören kann

11. (because of) wegen + gen; (out of) aus + dat; (with) vor + dat

I don't eat meat \for various reasons ich esse aus verschiedenen Gründen kein Fleisch

I could dance and sing \for joy! ich könnte vor Freude tanzen und singen!

he apologized \for being late er entschuldigte sich wegen seiner Verspätung

Bob was looking all the better \for his three weeks in Spain nach seinen drei Wochen Spanien sah Bob viel besser aus

how are you? — fine, and all the better \for seeing you! wie geht's? — gut, und jetzt wo ich dich sehe, gleich noch viel besser!

I could not see \for the tears in my eyes ich konnte vor Tränen in den Augen gar nicht sehen

if it hadn't been \for him, we wouldn't be here right now ( form) ohne ihn wären wir jetzt nicht hier

\for fear of sth aus Angst vor etw dat

\for lack of sth aus Mangel an etw dat

to be arrested \for murder wegen Mordes verhaftet werden

\for that [or this] reason aus diesem Grund

to be famous \for sth für etw akk berühmt sein

to love sb \for sth jdn für etw akk lieben

she loves him just \for being himself sie liebt ihn einfach dafür, dass er so ist, wie er ist

12. (as destination) nach + dat

this train is \for Birmingham dieser Zug fährt nach Birmingham

he made \for home in a hurry er eilte schnell nach Hause

just follow signs \for the town centre folgen Sie einfach den Schildern in die Innenstadt

to go \for sb [with one's fists] [mit den Fäusten] auf jdn losgehen

to run \for sb/sth zu jdm/etw laufen

I had to run \for the bus ich musste laufen, um den Bus noch zu kriegen

13. (meaning)

to be \for sth für etw akk stehen

A is \for ‘airlines’ A steht für ‚Airlines‘

to stand \for sth etw bedeuten, für etw akk stehen

what does the M.J. stand \for? María José? was bedeutet M.J.? María José?

what's the Spanish word \for ‘vegetarian’? was heißt ‚Vegetarier‘ auf Spanisch?

14. (in return, exchange) für + akk

she paid a high price \for loyalty to her boss sie hat einen hohen Preis für die Loyalität zu ihrem Chef gezahlt

that's \for cheating on me! das ist dafür, dass du mich betrogen hast!

how much did you pay \for your glasses? wie viel hast du für deine Brille gezahlt?

a cheque \for £100 eine Scheck über 100 Pfund

not \for a million dollars [or \for all the world] um nichts in der Welt

I wouldn't go out with him \for a million dollars ich würde für kein Geld der Welt mit ihm ausgehen

to do sth \for nothing etw umsonst machen

to buy/sell sth \for 100 euro/a lot of money etw für 100 Euro/viel Geld kaufen/verkaufen

you can buy a bestseller \for about £6 Sie bekommen einen Bestseller schon für 6 Pfund

to trade sth \for sth etw gegen etw akk [ein]tauschen

15. (with a period of time) für + akk; (ongoing) seit + dat

I'm just going to sleep \for half an hour ich lege mich mal eine halbe Stunde schlafen

he was jailed \for twelve years er musste für zwölf Jahre ins Gefängnis

my father has been smoking \for 10 years mein Vater raucht seit 10 Jahren

\for the next two days in den beiden nächsten Tagen

\for a bit/while ein bisschen/eine Weile

play here \for a while! spiel doch mal ein bisschen hier!

I'm just going out \for a while ich gehe mal kurz raus fam

\for eternity/ever bis in alle Ewigkeit

this pact is \for ever dieser Pakt gilt für immer und ewig

\for the moment im Augenblick

\for a time eine Zeit lang

\for a long time seit Langem

I hadn't seen him \for such a long time that I didn't recognize him ich hatte ihn schon so lange nicht mehr gesehen, dass ich ihn nicht erkannte

\for some time seit Längerem

\for the time being für den Augenblick, vorübergehend

16. (a distance of)

\for a kilometre/mile einen Kilometer/eine Meile

he always jogs \for 5 kilometres before breakfast er joggt immer 5 Kilometer vor dem Frühstück

17. (at a certain date, time, occasion) für + akk

he booked a table at the restaurant \for nine o'clock er reservierte in dem Restaurant einen Tisch für neun Uhr

they set their wedding date \for September 15 sie setzten ihre Hochzeit für den 15. September fest

I need some money \for tonight ich brauche etwas Geld für heute Abend

what did you buy him \for Christmas? was hast du ihm zu Weihnachten gekauft?

he arrived at 8.00 \for dinner at 8.30 er kam um acht zu dem für halb neun verabredeten Abendessen

to invite sb \for dinner/lunch jdn zum Abendessen/Mittagessen einladen

\for the first time zum ersten Mal

\for the [very] last time zum [aller]letzten Mal

\for the first/second time running im ersten/zweiten Durchlauf

18. (despite) trotz + gen

, ungeachtet +gen geh

\for all that trotz alledem

\for all his effort, the experiment was a failure das Experiment war trotz all seiner Anstrengungen ein Fehlschlag

19. (per) für + akk

there is one teacher \for every 25 students in our school in unserer Schule kommt auf 25 Schüler ein Lehrer

\for every cigarette you smoke, you take off one day of your life mit jeder Zigarette, die du rauchst, verkürzt sich dein Leben um einen Tag

to repeat sth word \for word etw Wort für Wort wiederholen

20. (the duty of)

▪ to [not] be \for sb to do sth [nicht] jds Sache sein, etw zu tun

it's not \for me to tell her what to do es ist nicht meine Aufgabe, ihr vorzuschreiben, was sie zu tun hat

the decision is not \for him to make die Entscheidung liegt nicht bei ihm

21. (as) für + akk

she thought it \for a lie but didn't say anything sie hielt es für gelogen, sagte aber nichts

I \for one am sick of this bickering ich für meinen Teil habe genug von diesem Gezänk

22.

▶ \for Africa SA ( fam) Unmengen + gen

I've got homework \for Africa ich habe noch jede Menge Hausaufgaben fam

▶ to be [in] \for it ( fam) Schwierigkeiten bekommen

you're in \for it! jetzt bist du dran! fam

▶ \for crying out loud um Himmels willen

▶ an eye \for an eye Auge um Auge

▶ that's Jane/Mark/etc. \for you so ist Jane/Mark/etc. eben!, das sieht Jane/Mark/etc. mal wieder ähnlich!, das ist wieder mal typisch für Jane/Mark/etc.!

that's children \for you! so sind Kinder eben!

▶ that's/there's sth \for you ( pej)

there's gratitude \for you! und so was nennt sich Dankbarkeit! fam

there's manners \for you! das sind [mir] ja schöne Manieren! iron fam

* * *
I [fɔː(r)]
1. prep

1) (intention) für; (purpose) zu, für; (destination) nach

a letter for me — ein Brief für mich

clothes for children — Kleidung f für Kinder, Kinderkleidung f

destined for greatness — zu Höherem bestimmt

what for? — wofür?, wozu?

what is this knife for? — wozu dient dieses Messer?

he does it for pleasure — er macht es zum or aus Vergnügen

what did you do that for? —

a room for working in/sewing — ein Zimmer zum Arbeiten/Nähen

a bag for carrying books (in) — eine Tasche, um Bücher zu tragen

fit for nothing —

to get ready for a journey — sich für eine Reise fertig machen

ready for anything —

this will do for a hammer — das kann man als Hammer nehmen

to go to Spain for one's holidays — nach Spanien in Urlaub fahren

the train for Stuttgart — der Zug nach Stuttgart

to leave for the USA — in die USA or nach Amerika abreisen

he swam for the shore — er schwamm auf die Küste zu, er schwamm in Richtung Küste

to make for home — sich auf den Heimweg machen

2)

(indicating suitability) it's not for you to ask questions — Sie haben kein Recht, Fragen zu stellen

it's not for me to say — es steht mir nicht zu, mich dazu zu äußern

she's the woman or the one for me — sie ist die (richtige) Frau für mich

married life is not for me — das Eheleben ist nichts für mich

3)

(= representing, instead of) I'll speak to her for you if you like —

I need someone to make up my mind for me — ich brauche jemanden, der die Entscheidung für mich trifft

to act for sb — für jdn handeln

D for Daniel — D wie Daniel

agent for Renault — Vertreter(in) m(f) für Renault

she works for a bank (in the bank) — sie arbeitet bei or in einer Bank; (outside the bank) sie arbeitet für eine Bank

4) (= in defence, in favour of) für

are you for or against it? — sind Sie dafür oder dagegen?

I'm all for it — ich bin ganz or sehr dafür

I'm all for helping him —

the case for nuclear power — die Argumente für die Atomkraft

5)

(= with regard to) anxious for sb — um jdn besorgt

I'm very happy for you — ich freue mich sehr für euch

for my part — was mich betrifft

as for him/that — was ihn/das betrifft

warm/cold for the time of year — warm/kalt für die Jahreszeit

he is tall for his age — er ist groß für sein Alter

what do you want for your birthday? — was wünschst du dir zum Geburtstag?

it's all right or all very well for you (to talk) — Sie haben gut reden

for further information see page 77 — weitere Informationen finden Sie auf Seite 77

6) (= because of) aus

for this reason — aus diesem Grund

he did it for fear of being left — er tat es aus Angst, zurückgelassen zu werden

he is famous for his jokes/his big nose — er ist für seine Witze bekannt/wegen seiner großen Nase berühmt

to jump for joy — einen Freudensprung machen

to go to prison for theft — wegen Diebstahls ins Gefängnis wandern

to choose sb for his ability — jdn wegen seiner Fähigkeiten wählen

if it were not for him — wenn er nicht wäre

do it for me — tu es für mich

7) (= in spite of) trotz (+gen or (inf) +dat)

for all his wealth — trotz all seines Reichtums

for all that, you should have warned me — Sie hätten mich trotz allem warnen sollen

8) (= in exchange) für

to pay four euros for a ticket — vier Euro für eine Fahrkarte zahlen

he'll do it for ten pounds —

pound for pound — Pfund für Pfund

9)

(= in contrast) for every job that is created, two are lost — für jede Stelle, die neu geschaffen wird, gehen zwei verloren

10) (in time) seit; (with future tense) für

I have not seen her for two years — ich habe sie seit zwei Jahren nicht gesehen

he's been here for ten days — er ist seit zehn Tagen hier

I had/have known her for years — ich kannte/kenne sie schon seit Jahren

then I did not see her for two years — dann habe ich sie zwei Jahre lang nicht gesehen

he walked for two hours — er ist zwei Stunden lang marschiert

I am going away for a few days — ich werde (für or auf) ein paar Tage wegfahren

I shall be away for a month — ich werde einen Monat (lang) weg sein

he won't be back for a week — er wird erst in einer Woche zurück sein

I'll be back home for Christmas — Weihnachten bin ich wieder zu Hause

can you get it done for Monday/this time next week? — können Sie es bis or für Montag/bis in einer Woche fertig haben?

I've got a job for you for next week — ich habe für nächste Woche Arbeit für dich

for a while/time — (für) eine Weile/einige Zeit

the meeting was scheduled for 9 o'clock — die Besprechung sollte um 9 Uhr stattfinden

11)

(distance) the road is lined with trees for two miles — die Straße ist auf or über zwei Meilen mit Bäumen gesäumt

we walked for two miles — wir sind zwei Meilen weit gelaufen

there are roadworks on the M8 for two miles — auf der M8 gibt es eine zwei Meilen lange Baustelle

for miles — meilenweit

for mile upon mile — Meile um Meile

12)

(with verbs) to pray for peace — für den or um Frieden beten

to hope for news — auf Nachricht hoffen

to look for sth — (nach) etw suchen

See:

→ vbs

13) (after n: indicating liking, aptitude etc) für

a weakness for sweet things — eine Schwäche für Süßigkeiten

his knack for saying the wrong thing — sein Talent, das Falsche zu sagen

14)

(with infin clauses) for this to be possible — damit dies möglich wird

it's easy for him to do it — für ihn ist es leicht, das zu tun, er kann das leicht tun

I brought it for you to see — ich habe es mitgebracht, damit Sie es sich (dat) ansehen können

the best thing would be for you to leave — das Beste wäre, wenn Sie weggingen

there's still time for him to come — er kann immer noch kommen

their one hope is for him to return — ihre einzige Hoffnung ist, dass er zurückkommt

15)

(phrases) to do sth for oneself — etw alleine tun

for example — zum Beispiel

you're (in) for it! (inf) — jetzt bist du dran! (inf)

oh for a cup a tea! — jetzt eine Tasse Tee - das wäre schön!

2. conj
denn
for it was too late — denn es war zu spät

3. adj pred
(= in favour) dafür
17 were for, 13 against — 17 waren dafür, 13 dagegen
II abbr frei Bahn
* * *

for [fɔː(r); unbetont fə(r)]

A präp

1. allg für:

it is good (bad) for him;

it was very awkward for her es war sehr peinlich für sie, es war ihr sehr unangenehm;

he spoilt their holidays (bes US vacation) for them er verdarb ihnen den ganzen Urlaub;

she brought a letter for me to sign sie brachte mir einen Brief zur Unterschrift

2. für, zugunsten von:

a gift for him ein Geschenk für ihn;

this letter is for me dieser Brief ist an mich;

for and against für und wider; → academic.ru/69264/speak_for">speak for 1

3. für, (mit der Absicht) zu, um (… willen):

apply for the post sich um die Stellung bewerben;

die for a cause für eine Sache sterben;

come for dinner zum Essen kommen

4. (Wunsch, Ziel) nach, auf (akk):

a claim for sth ein Anspruch auf eine Sache;

the desire for sth der Wunsch oder das Verlangen nach etwas;

call for sb nach jemandem rufen;

wait for sth auf etwas warten;

oh, for a car! ach, hätte ich doch nur ein Auto!

5. a) (passend oder geeignet) für

b) (bestimmt) für oder zu:

tools for cutting Werkzeuge zum Schneiden, Schneidewerkzeuge;

the right man for the job der richtige Mann für diesen Posten

6. (Mittel) gegen:

a remedy for lumbago;

he took a couple of aspirins for his headache;

treat sb for cancer jemanden gegen oder auf Krebs behandeln;

there is nothing for it but to give in es bleibt nichts (anderes) übrig, als nachzugeben

7. (als Belohnung) für:

a medal for bravery

8. (als Entgelt) für, gegen, um:

I sold it for £10 ich verkaufte es für 10 Pfund

9. (im Tausch) für, gegen:

I exchanged the knife for a pencil

10. (Betrag, Menge) über (akk):

a postal order for £2

11. (Grund) aus, vor (dat), wegen:

for this reason aus diesem Grund;

die for grief aus oder vor Gram sterben;

weep for joy aus oder vor Freude weinen;

I can’t see for the fog ich kann nichts sehen wegen des Nebels oder vor lauter Nebel;

she couldn’t speak for laughing sie konnte vor (lauter) Lachen nicht sprechen

12. (als Strafe etc) für, wegen:

he was punished for theft

13. dank, wegen:

were it not for his energy wenn er nicht so energisch wäre, dank seiner Energie;

if it wasn’t for him wenn er nicht wäre, ohne ihn; he would never have done it, if it hadn’t been for me talking him into it wenn ich ihn nicht dazu überredet hätte

14. für, in Anbetracht (gen), im Hinblick auf (akk), im Verhältnis zu:

he is tall for his age er ist groß für sein Alter;

it is rather cold for July es ist ziemlich kalt für Juli;

for a foreigner he speaks English fairly well für einen Ausländer spricht er recht gut Englisch

15. (Begabung, Neigung) für, (Hang) zu:

an eye for beauty Sinn für das Schöne

16. (zeitlich) für, während, auf (akk), für die Dauer von, seit:

for a week eine Woche (lang);

come for a week komme auf oder für eine Woche;

for hours stundenlang;

for a ( oder some) time past seit längerer Zeit;

for a long time past schon seit Langem;

not for a long time noch lange nicht;

the first picture for two months der erste Film in oder seit zwei Monaten;

for months ahead auf Monate (hinaus)

17. (Strecke) weit, lang:

run for a mile eine Meile (weit) laufen

18. nach, auf (akk), in Richtung auf (akk):

the train for London der Zug nach London;

the passengers for Rome die nach Rom reisenden Passagiere;

start for Paris nach Paris abreisen;

now for it! Br umg jetzt (nichts wie) los oder drauf!, jetzt gilt’s!

19. für, anstelle von (oder gen), (an)statt:

he appeared for his brother

20. für, in Vertretung oder im Auftrag oder im Namen von (oder gen):

act for sb in jemandes Auftrag handeln

21. für, als:

books for presents Bücher als Geschenk;

they were sold for slaves sie wurden als Sklaven verkauft;

take that for an answer nimm das als Antwort

22. trotz (gen oder dat), ungeachtet (gen):

for all that trotz alledem;

for all his wealth trotz seines ganzen Reichtums, bei allem Reichtum;

for all you may say sage, was du willst

23. as for was … betrifft:

as for me was mich betrifft oder an(be)langt;

as for that matter was das betrifft;

for all I know soviel ich weiß;

for all of me meinetwegen, von mir aus

24. nach adj und vor inf:

it is too heavy for me to lift es ist so schwer, dass ich es nicht heben kann;

it is impossible for me to come es ist mir unmöglich zu kommen, ich kann unmöglich kommen;

it seemed useless for me to continue es erschien mir sinnlos, noch weiterzumachen

25. mit s oder pron und inf:

it is time for you to go home es ist Zeit, dass du heimgehst; es ist Zeit für dich heimzugehen;

it is for you to decide die Entscheidung liegt bei Ihnen;

it is not for you to inf

a) es ist nicht deine Sache zu inf,

b) es steht dir nicht zu inf;

he called for the girl to bring him some tea er rief nach dem Mädchen und bat es, ihm Tee zu bringen;

don’t wait for him to turn up yet wartet nicht darauf, dass er noch auftaucht;

there is no need for anyone to know es braucht niemand zu wissen

26. (ethischer Dativ):

that’s a wine for you das ist vielleicht ein Weinchen, das nenne ich einen Wein

27. US nach:

he was named for his father

B konj denn, weil, nämlich

* * *
1. preposition
1) (representing, on behalf of, in exchange against) für; (in place of) für; anstelle von

what is the German for "buzz"? — wie heißt "buzz" auf Deutsch?

2) (in defence, support, or favour of) für

be for doing something — dafür sein, etwas zu tun

it's each [man] or every man for himself — jeder ist auf sich selbst gestellt

3) (to the benefit of) für

do something for somebody — für jemanden etwas tun

4) (with a view to) für; (conducive[ly] to) zu

they invited me for Christmas/Monday/supper — sie haben mich zu Weihnachten/für Montag/zum Abendessen eingeladen

what is it for? — wofür/wozu ist das?

be saving up for something — auf etwas (Akk.) sparen

5) (being the motive of) für; (having as purpose) zu

reason for living — Grund zu leben

a dish for holding nuts — eine Schale für Nüsse

6) (to obtain, win, save)

a request for help — eine Bitte um Hilfe

study for a university degree — auf einen Hochschulabschluss hin studieren

phone for a doctor — nach einem Arzt telefonieren

take somebody for a ride in the car/a walk — jemanden im Auto spazieren fahren/mit jemandem einen Spaziergang machen

work for a living — für den Lebensunterhalt arbeiten

run/jump etc. for it — loslaufen/-springen usw.

7) (to reach) nach

set out for England/the north/an island — nach England/Norden/zu einer Insel aufbrechen

8) (to be received by) für

that's Jim for you — das sieht Jim mal wieder ähnlich

9) (as regards)

checked for accuracy — auf Richtigkeit geprüft

be dressed/ready for dinner — zum Dinner angezogen/fertig sein

open for business — eröffnet

have something for breakfast/pudding — etwas zum Frühstück/Nachtisch haben

enough... for — genug... für

that's quite enough for me — das reicht mir völlig

too... for — zu... für

there is nothing for it but to do something — es gibt keine andere Möglichkeit, als etwas zu tun

10) (to the amount of)

cheque/ bill for £5 — Scheck/Rechnung über od. in Höhe von 5 Pfund

11) (to affect, as if affecting) für

things don't look very promising for the business — was die Geschäfte angeht, sieht das alles nicht sehr vielversprechend aus

it is wise/advisable for somebody to do something — es ist vernünftig/ratsam, dass jemand etwas tut

it's hopeless for me to try and explain the system — es ist sinnlos, dir das System erklären zu wollen

12) (as being) für

what do you take me for? — wofür hältst du mich?

I/you etc. for one — ich/ du usw. für mein[en]/dein[en] usw. Teil

13) (on account of, as penalty of) wegen

famous/well-known for something — berühmt/ bekannt wegen od. für etwas

jump/ shout for joy — vor Freude in die Luft springen/schreien

were it not for you/ your help, I should not be able to do it — ohne dich/deine Hilfe wäre ich nicht dazu in der Lage

14) (on the occasion of)

for the first time — zum ersten Mal

why can't you help for once? — warum kannst du nicht einmal helfen?

what shall I give him for his birthday? — was soll ich ihm zum Geburtstag schenken?

15) (in spite of)

for all... — trotz...

for all that,... — trotzdem...

16) (on account of the hindrance of) vor (+ Dat.)

for fear of... — aus Angst vor (+ Dat.)

but for..., except for... — wenn nicht... gewesen wäre, [dann]...

17) (so far as concerns)

for all I know/care... — möglicherweise/was mich betrifft,...

for one thing,... — zunächst einmal...

18) (considering the usual nature of) für

not bad for a first attempt — nicht schlecht für den ersten Versuch

19) (during) seit

we've/we haven't been here for three years — wir sind seit drei Jahren hier/nicht mehr hier gewesen

we waited for hours/three hours — wir warteten stundenlang/drei Stunden lang

how long are you here for? — wie lange bleiben Sie hier?

sit here for now or for the moment — bleiben Sie im Augenblick hier sitzen

20) (to the extent of)

walk for 20 miles/for another 20 miles — 20 Meilen [weit] gehen/weiter gehen

21)

be for it — (coll.) dran sein (ugs.); sich auf was gefasst machen können (ugs.)
2. conjunction
(since, as proof) denn

* * *

conj.

als konj.

denn konj.

für konj.

nach konj.

zu konj.

English-german dictionary > for
5 have

n. rijk, iemand die veel bezittingen heeft
--------
v. hebben; bezitten; verkrijgen; nodig hebben; veroorzaken

have¹

[ hæv] 〈 zelfstandig naamwoord〉

♦voorbeelden:

¶ the haves and the have-nots • de rijken en de armen, de bezitters en de niet-bezitters

————————

have²

, 〈in betekenis II 1-3, 5, 6, 9, 11, 13, 16, en 17 informeel ook〉 have got 〈 had, had〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

♦voorbeelden:

¶ have at someone • iemand aanvallen

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 hebben ⇒ bezitten, beschikken over, houden 〈 bezit, eigenschap, gelegenheid, plaats en tijd, verwanten en kennissen, iets dat toegezegd is〉

2 hebben 〈 als onderdeel〉 ⇒ bevatten, bestaan uit

3 krijgen ⇒ ontvangen

4 nemen ⇒ pakken, gebruiken 〈 eten, drinken e.d.〉

5 hebben ⇒ genieten van, lijden aan

6 hebben ⇒ laten liggen, leggen, zetten

7 〈met naamwoord dat een activiteit uitdrukt; vaak te vertalen door werkwoord van dat naamwoord; informeel〉 hebben ⇒ maken, nemen 〈enz.〉

8 toelaten ⇒ dulden, aanvaarden

9 〈 met naamwoord en onbepaalde wijs met to〉 hebben te

10 〈 met naamwoord en onbepaalde wijs of voltooid deelwoord〉 laten ⇒ doen, opdracht geven te

11 〈 met naamwoord en complement van het voorwerp〉 zover krijgen dat ⇒ aan het … krijgen, maken dat

12 〈 met naamwoord en onbepaalde wijs of voltooid deelwoord〉 het moeten beleven dat ⇒ het overkomt/overkwam hem/haar/hun dat

13 in huis hebben ⇒ te gast hebben; 〈 bij uitbreiding〉 uitnodigen, vragen

14 krijgen 〈 kind〉

15 vrijen/slapen met

16 zorgen voor

17 〈 informeel〉 te pakken hebben 〈 letterlijk en figuurlijk〉 ⇒ het winnen van

18 〈Brits-Engels; slang〉 bedriegen ⇒ bij de neus nemen

19 〈 verouderd〉 kennen ⇒ beheersen

♦voorbeelden:

1   he's got billions • hij heeft miljarden

     you can have that old car if you want • je mag die oude kar houden als je wil

     he has an excellent memory • hij beschikt over een voortreffelijk geheugen

     have mercy on us • heb medelijden met ons

     I've got no time • ik heb geen tijd

     you have my word • je hebt mijn woord, mijn woord erop

     I've got it • ik heb het, ik weet het (weer)

     〈 informeel〉 he has it in him (to do a thing like that) • hij is ertoe in staat (zoiets te doen)

     you have something there • daar zeg je (me) wat, daar zit wat in

     he wouldn't have his wife back • hij wou zijn vrouw niet terug (hebben)

     do you have enough wine in? • heb je genoeg wijn in huis?

     have something about/on one • iets bij zich hebben

     what does she have against me? • wat heeft ze tegen mij?

2   the book has six chapters • het boek heeft/bestaat uit zes hoofdstukken

3   this book is nowhere to be had • dit boek is nergens te krijgen

     may I have this dance from you? • mag ik deze dans van u?

     he had a splendid funeral • hij kreeg een schitterende begrafenis

     we've had no news • we hebben geen nieuws (ontvangen)

     you can have it back tomorrow • je kunt het morgen terugkrijgen

4   have breakfast • ontbijten

     have a cigarette • een sigaret nemen/roken

5   have a headache • hoofdpijn hebben

     have a good time • het naar zijn zin hebben

     you have it badly • je hebt het lelijk te pakken

6   we have Malta on our left • Malta ligt s van ons

     let's have the rug in the hall • laten we het tapijt in de hal leggen

7   have a bath • een bad nemen

     have a discussion • discussiëren, een discussie hebben

     have a try • (het) proberen

     have a walk • een wandeling maken

8   I won't have such conduct • ik duld zulk gedrag niet

     I won't have you say such things • ik duld niet dat u zoiets zegt

     I'm not having any • ik pik het niet, ik pieker er niet over

9   I still have quite a bit of work to do • ik heb nog heel wat te doen

10 have one's hair cut • zijn haar laten knippen

     he's finally had it done • hij heeft het eindelijk laten doen

     have a tooth out • een tand laten trekken

11 he finally had his audience laughing • eindelijk kreeg hij zijn publiek aan het lachen

12 he's had his friends desert him • hij heeft het moeten meemaken dat zijn vrienden hem in de steek lieten

13 we can't have people here • we kunnen hier geen mensen ontvangen

     have someone (a)round/in/over • iemand (eens) uitnodigen

     have someone down • iemand uitnodigen 〈 in het bijzonder van boven, uit het noorden of uit de stad〉

     we are having the painters in next week • volgende week zijn de schilders bij ons in huis aan het werk

     have someone up • iemand uitnodigen 〈 in het bijzonder van beneden, uit het zuiden of van het platteland〉

14 have a child by • een kind hebben van

15 he's never had a woman • hij is nog nooit met een vrouw naar bed geweest

16 can you have the children tonight? • kun jij vanavond voor de kinderen zorgen?

17 you've got me there • jij wint; geen idee, daar vraag je me wat

18 John's been had • ze hebben John beetgenomen

19 he has little Latin and less Greek • hij kent maar een beetje Latijn en nog minder Grieks

     〈 niet verouderd〉 have something off • iets uit het hoofd/van buiten kennen

¶ he had it coming to him • hij kreeg zijn verdiende loon

     have it (that) • zeggen (dat), beweren (dat)

     as the Bible has it • zoals het in de bijbel staat

     rumour has it that … • het gerucht gaat dat …

     have it (from someone) • het (van iemand) vernomen/gehoord hebben, het weten (van iemand)

     〈 informeel〉 have had it • hangen, de klos/pineut zijn; niet meer de oude zijn, dood zijn; het beu zijn, er de brui aan geven

     have it in for someone • een hekel hebben aan iemand, de pik hebben op iemand

     〈Brits-Engels; informeel〉 have it away/off (with someone) • neuken (met iemand)

     have it in for someone • de pik hebben op iemand

     have it/the matter out with someone • het (probleem) uitpraten/uitvechten met iemand

     〈 Brits-Engels〉 have someone up (for something) • iemand voor de rechtbank brengen (wegens iets)

     have something on someone • belastend materiaal tegen iemand hebben

     you have nothing on me • je kunt me niks maken

     have nothing on • niet kunnen tippen aan

     have something on/over • beter zijn dan, een streepje voor hebben op

→ have on have on/

III 〈 hulpwerkwoord〉

1 hebben ⇒ zijn

2 〈alleen in aanvoegende wijs verleden tijd; formeel〉had(den)/was/waren ⇒ indien/als … zou(den) hebben/zijn

♦voorbeelden:

1   I have worked • ik heb gewerkt

     he has died • hij is gestorven

2   had he claimed that, he would have been mistaken • had hij dat beweerd, dan zou hij zich vergist hebben

     I had better/best forget it • ik moest dat maar vergeten, het zou beter/het beste zijn als ik dat vergat

     I'd just as soon die • ik zou net zo lief doodgaan

→ have got have got/, have got to have got to/, have to have to/

English-Dutch dictionary > have
6 authority

noun

1) no pl. (power) Autorität, die; (delegated power) Befugnis, die

have the/no authority to do something — berechtigt od. befugt/nicht befugt sein, etwas zu tun

have/exercise authority over somebody — Weisungsbefugnis gegenüber jemandem haben

on one's own authority — in eigener Verantwortung

[be] in authority — verantwortlich [sein]

2) (body having power)

the authorities — die Behörde[n]

the highest legal authority — die höchste rechtliche Instanz

3) (expert, book, quotation) Autorität, die

have it on the authority of somebody/something that... — durch jemanden/etwas wissen, dass...

have it on good authority that... — aus zuverlässiger Quelle wissen, dass...

4) no pl.

give or add authority to something — einer Sache (Dat.) Gewicht verleihen

5) no pl. (masterfulness) Souveränität, die

* * *
[o:'Ɵorəti]
plural - authorities; noun

1) (the power or right to do something: He gave me authority to act on his behalf.) die Befugnis; die Vollmacht

2) (a person who is an expert, or a book that can be referred to, on a particular subject: He is an authority on Roman history.) die Autorität

3) ((usually in plural) the person or people who have power in an administration etc: The authorities would not allow public meetings.) die Obrigkeit

4) (a natural quality in a person which makes him able to control and influence people: a man of authority.) die Autorität

•

- academic.ru/4474/authoritarian">authoritarian
- authoritative
* * *

author·ity

[ɔ:ˈθɒrəti, AM əˈθɔ:rət̬i]

n

1. no pl (right of control) Autorität f; ADMIN Amtsgewalt f, Weisungsbefugnis f; MIL Befehlsgewalt f

parental \authority elterliche Autorität; LAW elterliche Gewalt fachspr

to be in \authority verantwortlich [o zuständig sein] sein

we need to get the support of someone in \authority wir brauchen die Unterstützung eines Verantwortlichen

person in \authority Verantwortliche(r) f(m)

who is [the person] in \authority here? wer ist hier verantwortlich [o zuständig]?

to be in [or have] \authority over sb (empowered to give orders) jdm gegenüber weisungsbefugt sein; (be above in hierarchy) jdm übergeordnet sein

to be under sb's \authority (be answerable to) jdm gegenüber verantwortlich sein; (be below in hierarchy) jdm unterstehen

to exercise [or exert] [or use] \authority Autorität ausüben

to exercise [or exert] [or use] one's \authority over sb jdm gegenüber seine Autorität geltend machen

2. no pl (permission) Befugnis f; (to act on sb's behalf) Vollmacht f

\authority to purchase ECON, LAW Ankaufsermächtigung f

to give sb \authority to do sth jdn [dazu] befugen, etw zu tun; (to act on one's behalf) jdn [dazu] bevollmächtigen, etw zu tun

to have the \authority to do sth befugt sein, etw zu tun; (to act on sb's behalf) bevollmächtigt sein, etw zu tun

by \authority ADMIN, LAW mit [amtlicher] Genehmigung

on the \authority of sb im Auftrag [o mit Genehmigung] einer Person

on one's own \authority in eigener Verantwortung

without \authority unbefugt

to act without \authority unbefugt handeln

to act without [or to exceed one's] \authority seine Befugnisse überschreiten

3. no pl (strength of personality) Autorität f

to have \authority over/with sb [große] Autorität bei jdm genießen [o besitzen]

he's got no \authority over his students er besitzt [o genießt] bei seinen Studenten keine Autorität

4. no pl (knowledge) Sachverstand m, Kompetenz f

to speak with \authority on sth sich akk [sehr] kompetent zu etw dat äußern

5. (expert) Autorität f, Kapazität f, Experte, Expertin m, f

world \authority international anerkannte Autorität

to be an \authority for/on sth ein Experte/eine Expertin für etw akk sein

to be an \authority on microbiology eine Autorität [o Kapazität] auf dem Gebiet der Mikrobiologie sein

6. (organization) Behörde f, Amt nt

education \authority Schulamt nt

health \authority Gesundheitsbehörde f

7. (bodies having power)

▪ the authorities pl die Behörden pl

local authorities Kommunalbehörden pl

to report sb/sth to the authorities jdn/etw den Behörden melden

8. no pl (source) Quelle

I have it on my bosses \authority that... ich weiß von meinem Chef, dass...

to have sth on good \authority etw aus zuverlässiger Quelle wissen

I have it on good \authority that... ich weiß aus zuverlässiger Quelle, dass...

9. LAW

legal \authority (statement) Rechtsmeinung f; (judgement) Präzedenzentscheidung f

10. LAW

[level of] \authority Instanz f

proper \authority zuständige Instanz

* * *
[ɔː'ɵɒrItɪ]
n

1) (= power) Autorität f; (= right, entitlement) Befugnis f; (= specifically delegated power) Vollmacht f; (MIL) Befehlsgewalt f

people who are in authority — Menschen, die Autorität haben

the person in authority — der Zuständige or Verantwortliche

who's in authority here? — wer ist hier der Verantwortliche?

I'm in authority here! — hier bestimme ich!

parental authority — Autorität der Eltern; (Jur) elterliche Gewalt

to be in or have authority over sb — Weisungsbefugnis gegenüber jdm haben (form); (describing hierarchy) jdm übergeordnet sein

to put sb in authority over sb —

those who are put in authority over us the Queen and those in authority under her — diejenigen, deren Aufsicht wir unterstehen die Königin und die ihr untergebenen Verantwortlichen

to be under the authority of sb — unter jds Aufsicht (dat) stehen; (in hierarchy) jdm unterstehen; (Mil) jds Befehlsgewalt (dat) unterstehen

on one's own authority — auf eigene Verantwortung

you'll have to ask a teacher for the authority to take the key —

under or by what authority do you claim the right to...? — mit welcher Berechtigung verlangen Sie, dass...?

to have the authority to do sth — berechtigt or befugt sein, etw zu tun

to have no authority to do sth — nicht befugt or berechtigt sein, etw zu tun

he was exceeding his area of authority — er hat seinen Kompetenzbereich or seine Befugnisse überschritten

to give sb the authority to do sth — jdn ermächtigen (form) or jdm die Vollmacht erteilen, etw zu tun

he had my authority to do it — ich habe es ihm gestattet or erlaubt

to have full authority to act — volle Handlungsvollmacht haben

to do sth on sb's authority — etw in jds Auftrag (dat) tun

who gave you the authority to do that? —

who gave you the authority to treat people like that? — mit welchem Recht glaubst du, Leute so behandeln zu können?

2) (also pl = ruling body) Behörde f, Amt nt; (= body of people) Verwaltung f; (= power of ruler) (Staats)gewalt f, Obrigkeit f

the university authorities — die Universitätsverwaltung

the water authority — die Wasserbehörde

the local authority or authorities — die Gemeindeverwaltung

the Prussian respect for authority —

the concept of authority in a state — der Autoritätsgedanke im Staat

they appealed to the supreme authority of the House of Lords — sie wandten sich an die höchste Autorität or Instanz, das Oberhaus

this will have to be decided by a higher authority — das muss an höherer Stelle entschieden werden

to represent authority — die Staatsgewalt verkörpern

the father represents authority — der Vater verkörpert die Autorität

you must have respect for authority — du musst Achtung gegenüber Respektspersonen haben

3) (= weight, influence) Autorität f

to have or carry ( great) authority — viel gelten (with bei); (person also) (große or viel) Autorität haben (with bei)

to speak/write with authority — mit Sachkunde or mit der Autorität des Sachkundigen sprechen/schreiben

I/he can speak with authority on this matter — darüber kann ich mich/kann er sich kompetent äußern

to give an order with authority —

to appeal to the authority of precedent — auf einen Präzedenzfall zurückgreifen

4) (= expert) Autorität f, Fachmann m/-frau f

I'm no authority but... —

he is an authority on art — er ist eine Autorität or ein Fachmann auf dem Gebiet der Kunst

5) (= definitive book etc) (anerkannte) Autorität f; (= source) Quelle f

to have sth on good authority —

on the best authority — aus bester Quelle

on whose authority do you have that? — aus welcher Quelle haben Sie das?

* * *

authority [ɔːˈθɒrətı; US əˈθɑr-] s

1. Autorität f, (Amts)Gewalt f:

in authority verantwortlich;

those in authority die Verantwortlichen;

be in authority

a) verantwortlich sein,

b) das Sagen haben;

on one’s own authority in eigener Verantwortung;

be under sb’s authority jemandem verantwortlich sein

2. Autorität f, Ansehen n ( with bei), Einfluss m ( over auf akk): → carry B 6

3. Nachdruck m, Gewicht n:

add authority to einer Geschichte etc Nachdruck oder Gewicht verleihen

4. Vollmacht f, Ermächtigung f, Befugnis f:

by authority mit amtlicher Genehmigung;

on the authority of im Auftrage oder mit Genehmigung (gen);

without authority unbefugt, unberechtigt;

have the (no) authority to do sth (nicht) befugt oder berechtigt sein, etwas zu tun;

have full authority to act volle Handlungsvollmacht besitzen;

authority to sign Unterschriftsvollmacht, Zeichnungsberechtigung f

5. Behörde f

6. a) Quelle f

b) Grundlage f ( for für):

what is your authority for your thesis? worauf stützen Sie Ihre These?;

we have it on his authority that … wir wissen durch ihn, dass …;

I have it on good authority that … ich weiß aus sicherer oder verlässlicher Quelle, dass …

7. Autorität f, Kapazität f (on auf dem Gebiet gen)

8. JUR

a) maßgebliche Gerichtsentscheidung

b) Rechtsquelle f

c) bindende Kraft (einer gerichtlichen Vorentscheidung)

auth. abk

1. authentic

2. author (authoress)

3. authority

4. authorized

* * *

noun

1) no pl. (power) Autorität, die; (delegated power) Befugnis, die

have the/no authority to do something — berechtigt od. befugt/nicht befugt sein, etwas zu tun

have/exercise authority over somebody — Weisungsbefugnis gegenüber jemandem haben

on one's own authority — in eigener Verantwortung

[be] in authority — verantwortlich [sein]

2) (body having power)

the authorities — die Behörde[n]

the highest legal authority — die höchste rechtliche Instanz

3) (expert, book, quotation) Autorität, die

have it on the authority of somebody/something that... — durch jemanden/etwas wissen, dass...

have it on good authority that... — aus zuverlässiger Quelle wissen, dass...

4) no pl.

give or add authority to something — einer Sache (Dat.) Gewicht verleihen

5) no pl. (masterfulness) Souveränität, die

* * *

n.

Autorität f.

Berechtigung f.

Kompetenz f.

Legitimation f.

English-german dictionary > authority
7 for

[fɔ:ʳ, fəʳ, Am fɔ:r, fɚ] conj

( liter) (dated) denn prep

1) after vb, n ( to give to) für +akk;

I bought a new collar \for my dog ich kaufte ein neues Halsband für meinen Hund after adj

there are government subsidies available \for farmers für Bauern gibt es Zuschüsse vom Staat;

this is a birthday present \for you hier ist ein Geburtstagsgeschenk für dich;

to be [up] \for grabs noch zu haben sein;

the last piece of cake is up \for grabs - who wants it? ein Stück Kuchen ist noch da - wer möchte es?

2) after vb, n ( in support of) für +akk;

I voted \for the Greens at the last election bei der letzten Wahl habe ich für die Grünen gestimmt;

they voted \for independence in a referendum sie haben sich in dem Referendum für die Unabhängigkeit ausgesprochen;

please donate - it's \for a good cause spenden Sie bitte - es ist für einen guten Zweck;

I'm all \for sexual equality, but I still don't want my wife to work ich bin zwar für die Gleichberechtigung, aber ich möchte nicht, dass meine Frau arbeiten geht;

applause \for sb Applaus für jdn;

to be \for sb/ sth für jdn/etw sein;

his followers are still for him seine Anhänger unterstützen ihn noch immer;

to be \for doing sth dafür sein, dass etw getan wird;

are you \for banning smoking in public places? sind Sie dafür, das Rauchen in der Öffentlichkeit zu verbieten?;

to be all \for sth ganz für etw akk sein

3) ( concerning) für +akk;

she felt sorry \for the homeless people die Obdachlosen taten ihr leid;

they are responsible \for marketing the product sie tragen die Verantwortung für den Vertrieb des Produkts;

that jacket looks a bit big \for you diese Jacke ist wohl etwas zu groß für dich;

I can't run with you - you're far too fast \for me! ich kann mit dir nicht laufen - du bist zu schnell für mich!;

I'm happy \for you that it finally worked out ich freue mich für dich, dass es endlich geklappt hat;

you're not making it easy \for me to tell you the news du machst es mir nicht gerade einfach, dir die Neuigkeiten zu erzählen;

the coffee was too strong \for me der Kaffee war mir zu stark;

luckily \for me, I already had another job zu meinem Glück hatte ich bereits eine andere Stelle;

the admiration she felt \for him soon died ihre Bewunderung für ihn war schnell verflogen;

he felt nothing but contempt \for her er fühlte nur noch Verachtung für sie;

is this seat high enough \for you? ist Ihnen dieser Sitz hoch genug?;

she is preparing \for her presentation sie bereitet sich auf ihre Präsentation vor;

how are you doing for money? wie sieht es bei dir mit dem Geld aus?;

Jackie's already left and, as \for me, I'm going at the end of the month Jackie ist schon weg, und was mich angeht, ich gehe Ende des Monats;

to feel \for sb mit jdm fühlen;

I feel \for you but I can't do anything ich fühle mit dir, aber ich kann nichts tun

4) after vb, adj, n ( to get)

she asked \for a skateboard for her birthday sie wünschte sich ein Skateboard zum Geburtstag;

to hope for good news auf gute Nachrichten hoffen;

I've applied \for a job ich habe mich um eine Stelle beworben;

quick, send \for a doctor! holen Sie schnell einen Arzt!;

the little girl ran \for her mother das kleine Mädchen lief zu ihrer Mutter;

I had to run \for the bus ich musste zum Bus laufen;

she's looking \for a way to finance the purchase sie sucht nach einer Möglichkeit, den Kauf zu finanzieren;

I had to wait \for him for 20 minutes ich musste 20 Minuten auf ihn warten;

he did it \for the fame er tat es, um berühmt zu werden;

even though he's in this \for the money, we still need him auch wenn er es wegen des Geldes tut, brauchen wir ihn;

she's eager \for a chance to show that she's a capable worker sie möchte gerne beweisen, dass sie eine fähige Mitarbeiterin ist;

drug addicts have a need \for more and more of their drug of choice Drogensüchtige brauchen immer mehr von ihrer Droge;

oh \for something to drink! hätte ich doch bloß etwas zu trinken!;

oh \for a strong black coffee! und jetzt einen starken schwarzen Kaffee!;

the demand \for money der Bedarf an Geld;

to fish \for compliments sich dat gerne Komplimente machen lassen;

to make a play \for sb/ sth sich akk um jdn bemühen

5) after n, vb (on behalf, for the benefit of) für +akk;

he's an agent \for models and actors er ist Agent für Models und Schauspieler;

to do sth \for sb etw für jdn tun;

these parents aren't speaking \for everyone diese Eltern sprechen nicht für alle;

she works \for a charity sie arbeitet für eine soziale Einrichtung;

next time you see them, say hi \for me sag ihnen Grüße von mir, wenn du sie wiedersiehst;

the messenger was there \for his boss der Bote war dort, um seinen Chef zu vertreten;

a course \for beginners in Russian ein Russischkurs für Anfänger;

to do sth \for oneself etw selbst tun

6) ( as ordered by)

to do sth \for sb/ sth etw für jdn/etw tun;

they had to do extra work \for their boss sie mussten noch mehr für ihren Chef arbeiten;

I have some things to do \for school ich muss noch etwas für die Schule machen

7) after n, vb ( employed by) bei +dat;

she is a tutor \for the Open University sie ist Tutorin bei der Offenen Universität;

to work \for sb/ sth bei jdm/etw arbeiten

8) after vb, n, adj ( for purpose of) für +akk;

what's that \for? wofür ist das?;

what did you do that \for? wozu hast du das getan?;

what do you use these enormous scissors \for? was machst du mit dieser riesigen Schere?;

I need some money \for tonight ich brauche ein wenig Geld für heute Abend;

that's useful \for removing rust damit kann man gut Rost lösen;

the books are not \for sale die Bücher sind nicht verkäuflich;

they've invited us round \for dinner on Saturday sie haben uns für Samstag zum Essen eingeladen;

he is taking medication \for his heart condition er nimmt Medikamente für sein Herz;

if you can't sleep, you can take some pills \for that wenn du nicht schlafen kannst, dann nimm doch ein paar Schlaftabletten;

she needed to move closer \for me to hear her sie musste näher zu mir rücken, damit ich sie verstehen konnte;

take that out of your mouth - that's not \for eating nimmt das aus dem Mund - das ist nicht zum Essen;

\for your information zu Ihrer Information;

\for the record der Ordnung halber;

the spokesman told the press \for the record that the president was in good health der Sprecher sagte der Presse für das Protokoll, dass der Präsident bei guter Gesundheit sei;

bikes \for rent Räder zu vermieten

9) after vb, adj, n ( because of) wegen +gen, aus +dat;

she did fifteen years in prison \for murder sie war wegen Mordes fünfzehn Jahre im Gefängnis;

I don't eat meat \for various reasons ich esse aus verschiedenen Gründen kein Fleisch;

I could dance and sing \for joy! ich könnte vor Freude tanzen und singen!;

he apologized \for being late er entschuldigte sich wegen seiner Verspätung;

she loved him just \for being himself sie liebte ihn, weil er einfach er selbst war;

Bob was looking all the better \for his three weeks in Spain wegen seiner drei Wochen in Spanien sah Bob viel besser aus ( form);

if it hadn't been \for him, we wouldn't be here right now ohne ihn wären wir jetzt nicht hier;

how are you? - fine, and all the better \for seeing you! wie geht's? - gut, und wo ich dich sehe, gleich noch besser!;

I could not see \for the tears in my eyes ich konnte vor Tränen in den Augen gar nicht sehen;

\for fear of sth aus Angst vor etw dat;

\for lack of sth aus Mangel an etw dat;

for that [or this] reason aus diesem Grund;

the reason \for his behaviour der Grund für sein Verhalten;

be famous \for sth für etw akk berühmt sein

10) after vb, n ( as destination) nach +dat;

this train is \for Birmingham dieser Zug fährt nach Birmingham;

he made \for home in a hurry er rannte schnell nach Hause;

the man went \for him with his fists der Mann ging mit den Fäusten auf ihn los;

just follow signs \for the town centre folgen Sie einfach den Schildern in die Innenstadt

11) ( meaning)

to be \for sth für etw akk stehen;

A is \for ‘airlines’ A steht für ‚Airlines‘;

to stand \for sth etw bedeuten, für etw akk stehen;

what does the M.J. stand \for? María José? was bedeutet M.J.? María José?;

what's the Spanish word \for ‘vegetarian’? was heißt ‚vegetarian‘ auf Spanisch?

12) ( in return for) für +akk;

she paid a high price \for loyalty to her boss sie hat einen hohen Preis für die Loyalität zu ihrem Chef gezahlt;

I'll trade you this baseball card \for that rubber ball ich gebe dir diese Baseball-Karte für diesen Gummiball;

since we're friends, I'll do it \for nothing da wir Freunde sind, mache ich es umsonst;

that's \for cheating on me! das ist dafür, dass du mich betrogen hast!;

how much did you pay \for your glasses? wie viel hast du für deine Brille gezahlt?

13) after vb ( charged as) für +akk;

she sold the house \for quite a lot of money sie verkaufte das Haus für ziemlich viel Geld;

you can buy a bestseller \for about $6 Sie bekommen einen Bestseller schon für 6 Dollar;

they sent a cheque \for $100 sie schickten einen Scheck über 100 Dollar;

not \for a million dollars [or \for all the world] um nichts in der Welt;

I wouldn't go out with him \for a million dollars ich würde für kein Geld der Welt mit ihm ausgehen

14) after adj, n ( compared with expected) für +akk;

the summer has been quite hot \for England für England war das ein ziemlich heißer Sommer;

she's very mature \for her age sie ist für ihr Alter schon sehr weit entwickelt;

warm weather \for the time of year für diese Jahreszeit ein mildes Wetter;

he's quite thoughtful \for a man! für einen Mann ist er sehr zuvorkommend!

15) after vb ( amount of time)

I'm just going to sleep \for half an hour ich lege mich mal eine halbe Stunde schlafen;

my father has been smoking \for 10 years mein Vater raucht seit 10 Jahren;

he was jailed \for twelve years er musste für zwölf Jahre ins Gefängnis;

\for the moment it's okay im Augenblick ist alles o.k.;

\for the next two days in den beiden nächsten Tagen;

\for a time eine Zeitlang;

\for a long time seit längerer Zeit;

\for such a long time that... schon so lange, dass...;

\for some time seit längerem;

\for the time being vorübergehend;

\for a while eine Zeitlang;

play here \for a while! spiele hier mal ein wenig!;

\for ever/ eternity bis in alle Ewigkeit;

this pact is \for ever dieser Pakt gilt für immer und ewig

16) after vb ( distance of)

he always jogs \for 5 kilometres before breakfast er joggt immer 5 Kilometer vor dem Frühstück;

she wanted to drive \for at least 100 kilometres sie wollte mindestens 100 Kilometer fahren

17) after vb ( on the occasion of)

he booked a table at the restaurant \for nine o'clock er reservierte in dem Restaurant einen Tisch für neun Uhr;

they set their wedding date \for September 15 sie legten ihre Hochzeit auf den 15. September;

we'll plan the party \for next Friday wir planen die Party für nächsten Freitag;

she finished the report \for next Monday sie machte den Bericht bis zum nächsten Montag fertig;

what did you buy him \for Christmas? was hast du ihm zu Weihnachten gekauft?;

\for the first time zum ersten Mal;

\for the [very] last time zum [aller]letzten Mal;

\for the first/ second time running im ersten/zweiten Durchlauf;

at... \for... um... zu...;

to arrive at 8.00 \for dinner at 8.30 um 8.00 Uhr zum Abendessen um 8.30 eintreffen

18) ( despite) trotz +gen, ungeachtet +gen;

\for all that trotz alledem;

\for all his effort, the experiment was a failure trotz all seiner Anstrengungen war das Experiment ein Fehlschlag;

\for all I know/ care soviel ich weiß;

\for all I know, Dubai could be in Africa soweit ich weiß, liegt Dubai in Afrika

19) ( per)

there is one teacher \for every 25 students in our school auf 25 Schüler kommt in unserer Schule ein Lehrer;

\for every cigarette you smoke, you take off one day of your life für jede Zigarette, die du rauchst, wird dein Leben um einen Tag kürzer;

she told me word \for word what he said sie erzählte mir Wort für Wort, was sie gesagt hatte

20) ( duty of)

to [not] be \for sb to do sth [nicht] jds Sache f sein, etw zu tun;

it's not \for me to tell her what to do es ist nicht meine Aufgabe, ihr vorzuschreiben, was sie zu tun hat;

the decision is not \for him to make er hat diese Entscheidung nicht zu treffen

21) after vb (as)

she thought it \for a lie but didn't say anything sie glaubte, das sei eine Lüge, sagte aber nichts;

I \for one am sick of this bickering ich für meinen Teil habe genug von diesem Gezänk

PHRASES:

\for Africa (SA) ( fam) Unmengen;

I've got homework \for Africa ich habe zu Hause noch jede Menge Arbeit;

an eye \for an eye Auge für Auge;

a penny \for your thoughts ich gäbe was dafür, wenn ich wüsste, woran Sie gerade denken;

\for crying out loud um Himmels willen;

to be [in] \for it Schwierigkeiten bekommen;

that's/there's sth \for you ('s sth \for you) das sieht etwas ähnlich;

there's gratitude \for you! und so was nennt sich Dankbarkeit!

English-German students dictionary > for
8 sure

adj. zeker; natuurlijk; nagegaan
--------
adv. zeker; natuurlijk

sure¹

[ sjoeə] 〈 surer〉

I 〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 zeker ⇒ waar, onbetwistbaar

2 zeker ⇒ veilig; betrouwbaar, onfeilbaar

♦voorbeelden:

1   one thing is sure • één ding staat vast

2   sure proof • waterdicht bewijs

¶ sure card • iemand/iets waar men van op aan kan/op kan bouwen

     〈 Amerikaans-Engels〉 sure thing • feit, zekerheid; 〈 als uitroep〉natuurlijk!

II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉

1 zeker ⇒ verzekerd, overtuigd

♦voorbeelden:

1   I am sure I do not know • ik weet het echt niet

     I am not sure • ik weet het niet zeker

     sure of oneself • zelfverzekerd, zelfbewust

     be/feel sure about something • overtuigd zijn van iets, iets zeker weten

     you can be sure of it • daar kan je van op aan

¶ be sure to/and do it, be sure you do it • zorg dat je het in elk geval doet

     be sure to tell her • vergeet vooral niet het haar te vertellen

     to be sure • natuurlijk, toegegeven

     to be sure she is not rich • ze is weliswaar niet rijk

     it is sure to be a girl • het wordt vast een meisje

     he is sure to come • hij komt zeker

     be/make sure that • ervoor zorgen dat; zich ervan vergewissen dat

     you had better be/make sure • je moest het maar even nakijken

     just to make sure • voor alle zekerheid

————————

sure²

〈 bijwoord〉〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉

1 zeker ⇒ natuurlijk, ongetwijfeld, inderdaad

♦voorbeelden:

1   sure enough! • natuurlijk!

     he promised to come and sure enough he did • hij beloofde te komen en inderdaad, hij kwam ook

     〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉 it sure was painful • en of het pijn deed

     I don't know for sure • ik ben er niet (zo) zeker van

     that's for sure • dat staat vast, zoveel is zeker

     as sure as I am standing here • zo waar ik hier sta

English-Dutch dictionary > sure
9 do

n. feest; doen (grammatika, gebiedende wijs), bedrog
--------
v. doen; voldoende zijn; klaarkomen; spelen; voor de gek houden

do¹

[ doe:] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: ook do's〉

1 〈Brits-Engels; informeel〉 partij ⇒ feest

♦voorbeelden:

¶ do's and don'ts • wat wel en wat niet mag

→ fair fair/

————————

do²

〈 does, did, done〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 doen ⇒ handelen, zich gedragen

2 het stellen ⇒ zich voelen

3 aan de hand zijn ⇒ gebeuren

4 klaar zijn ⇒ opgehouden zijn/hebben

5 geschikt/bruikbaar zijn ⇒ voldoen, volstaan

6 〈 informeel〉 het (moeten) doen ⇒ het stellen

♦voorbeelden:

1   don't! • niet doen!, schei uit!

     he did well to refuse that offer • hij deed er goed aan dat aanbod te weigeren

     she was hard done by • zij was oneerlijk behandeld

     do well/badly by someone • iemand goed/slecht behandelen

     do as you would be done by • wat u niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet

     〈 spreekwoord〉 do as you would be done by • wat u niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet

     do as you please • doe wat je wilt

     〈 spreekwoord〉 do or die • pompen of verzuipen

2   how do you do • aangenaam, hoe maakt u het

     business is doing well • de zaken gaan goed

     he is doing well • het gaat goed met hem

     do well out of selling souvenirs • aardig profiteren van het verkopen van souvenirs

3   〈 informeel〉 nothing doing • er gebeurt (hier) niets; daar komt niets van in

     〈 informeel〉 he made a pass at her, but nothing doing • hij probeerde haar te versieren, maar geen kans

     what's doing in London? • wat is er in Londen te doen?

4   have done! • schei uit!

     Jack had done with eating • Jack was klaar met eten

     have/ 〈 informeel〉 be done with someone • niets meer te maken (willen) hebben met iemand

     have done with it • er de brui aan gegeven hebben

5   this copy won't do • deze kopie is niet goed genoeg

     the dress must be made to do for a while yet • deze jurk moet nog een poosje meegaan

     it doesn't do to worry like that • het haalt niets uit je zo'n zorgen te maken

     it doesn't do to say such things • zoiets hoor je niet te zeggen

     nothing doing • het haalt niets uit

     that will do! • en nou is 't uit!

     that doesn't/won't do • dat lukt niet; daar kan ik geen genoegen mee nemen

     it will do tomorrow, tomorrow will do • morgen kan ook nog/is het ook goed

     Joan will do as my helper • Joan kan ik als mijn helper gebruiken

     that coat will do as/for a blanket • die jas kan (wel) als deken dienen

     that will do for me • dat is wel genoeg voor mij

6   that will do nicely • dat is prima

     do well/badly for something • goed/slecht voorzien zijn van iets

     he can (make) do with very little food • hij heeft maar weinig eten nodig

     they'll have to do with what they've got • ze zullen het moeten doen met wat ze hebben

     I can't do without music • ik kan niet zonder muziek

¶ 〈 informeel〉 nothing to do with • niets mee te maken

     〈 informeel〉 do away with • wegdoen/gooien, een eind maken aan; afschaffen 〈 doodstraf, instituut e.d.〉

     〈 informeel〉 do away with someone • iemand uit de weg ruimen, iemand afmaken

     〈 informeel〉 do away with oneself • zelfmoord plegen

     how does this jacket do up? • hoe gaat dit jasje dicht?

     〈Brits-Engels; informeel〉 do for someone • het huishouden doen voor iemand, werkster zijn bij iemand

     〈 informeel〉 I'm done for • ik ben er geweest, het is met mij gedaan

     〈 informeel〉 what will we do for water? • hoe komen we aan water?

     I could do with a few quid • ik zou best een paar pond kunnen gebruiken

     it's got nothing to do with you • jij staat erbuiten

     he has/ 〈 Brits-Engels〉 is something to do with • hij heeft iets te maken met

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 doen 〈 iets abstracts〉

2 bezig zijn met 〈iets concreets/bestaands〉 ⇒ doen; opknappen, in orde brengen, herstellen; oplossen 〈puzzels e.d.〉; studeren 〈enz.〉

3 maken ⇒ doen ontstaan/worden

4 (aan)doen ⇒ geven, veroorzaken

5 beëindigen ⇒ afhandelen, afmaken; 〈informeel; figuurlijk〉 uitputten, kapotmaken

6 〈 culinaria〉 bereiden ⇒ klaarmaken

7 (de rol) spelen (van) 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ 〈 bij uitbreiding〉 nadoen

8 rijden ⇒ afleggen

9 〈 informeel〉 bezoeken ⇒ bekijken, doen

10 〈 informeel〉 beetnemen ⇒ afzetten, neppen

11 handelen in ⇒ verkopen, hebben

12 ontvangen ⇒ onthalen

13 〈voornamelijk Brits-Engels; informeel〉 dienen ⇒ volstaan, schikken

14 〈 slang〉 uitzitten 〈 een straf〉

15 〈 informeel〉 overvallen ⇒ beroven

16 〈 slang〉 neuken ⇒ naaien, het doen met

♦voorbeelden:

1   do battle • slag leveren

     do one's best • zijn best doen

     do business with • zaken doen met

     do a concert • een concert geven

     do a dance • een dans uitvoeren

     do exams • examens afleggen/doen

     do hard work • hard werken

     do some skiing • een beetje skiën

     he did all the talking at the meeting • hij voerde steeds het woord op de vergadering

     do it yourself • het zelf doen; doe het zelf

     if you want to go, do it now • als je wilt gaan, doe het dan nu

     it isn't done • zoiets doet men niet

     it does something for/to me • het doet me wat, het geeft me een kick

     that embroidered M does something for/to your dress • die geborduurde M geeft je jurk net dat beetje extra

     what can I do for you? • wat kan ik voor je doen?; 〈 in winkel〉wat mag het zijn?

     well done! • goed zo!, knap gedaan!

     do something again/ 〈 Amerikaans-Engels〉 over • iets overdoen

2   I still have to do the bedroom/dishes • ik moet de slaapkamer/vaat nog doen

     do a degree • studeren voor een (universitaire) graad

     do one's duty • zijn plicht doen

     do one's face • zijn gezicht/zich opmaken

     do psychology • psychologie studeren

     they did the dining room in blue and white • zij hebben de eetkamer in blauw en wit ingericht

     do his service • in dienst zijn

     have one's teeth done • zijn tanden laten nakijken/behandelen

     do the windows • de ramen lappen

     do out • grondig onder handen nemen/schoonmaken/opruimen

     do a room over • de kamer weer eens opknappen

     do up the kitchen • de keuken opknappen

     do up (in) a parcel • een pakje maken (van)

     do a house up • een huis renoveren/restaureren

     she did her hair up • ze stak haar haar op

     do oneself up • zich opmaken, zich opdoffen

3   the storm did a lot of damage • de storm richtte heel wat schade aan

     do an omelette • een omelet bakken

     do a story • een verhaal schrijven

     do a translation • een vertaling maken

     do wonders • wonderen verrichten

4   it does her credit • het strekt haar tot eer

     do someone a favour • iemand een dienst bewijzen

     it does me good • het doet me goed

     〈 ironisch〉 much good may it do you! • veel geluk ermee!

     it does one no harm • het kan geen kwaad

5   the day was done • de dag was ten einde

     the girls were really done • de meisjes waren bekaf

     I have/ 〈 informeel〉 am done cleaning • ik ben klaar met de schoonmaak

     done in • bekaf, afgepeigerd

     〈 slang〉 do someone in • iemand van kant maken

     get done with something • iets afmaken

6   I usually do the meat in the oven • ik doe het vlees meestal in de oven

     the potatoes aren't done yet • de aardappelen zijn nog niet gaar

     how do you want your steak done? • hoe wil jij je biefstuk?

     well done • goed doorbakken 〈 van vlees〉

7   she did a perfect Thatcher • ze gaf een perfecte imitatie van Thatcher

     he did the villain • hij speelde de schurkenrol

8   do 50 mph. • 80 km/uur rijden

9   do Europe in five days • Europa bezoeken/doen in vijf dagen

10 〈Brits-Engels; slang〉 Sheila's been done (down) • Sheila heeft zich laten afzetten

     do someone for \\td100 • iemand voor honderd dollar afzetten

     do a child out of its prize • een kind zijn prijs afhandig maken

11 we don't do eggs • we verkopen geen eieren

     we do only B\\teB • we hebben enkel kamer met ontbijt

12 he does himself well • hij zorgt wel dat hij niets te kort komt

13 it will do the children for a house • het zal de kinderen tot huis dienen

15 we did a shop in Soho • we hebben een zaak in Soho overvallen

     do a place over • een woning plunderen

¶ that's done it! • gelukt!; nou is 't uit/naar de knoppen

     that does it! • dat doet de deur dicht!

     I've done it again • ik heb het weer verknoeid/verknald

     that does me • daar kan ik (met m'n pet) niet bij

     a boiled egg will do me • ik heb genoeg aan een gekookt ei

     what are you doing with yourself? • wat voer je tegenwoordig uit?

     they did not know what to do with themselves • ze verveelden zich

     if you don't stop now, I'll do you! • als je nu niet ophoudt, doe ik je wat!/dan zal ik je!

     do someone/something down • iemand/iets kleineren

     do someone down • iemand beduvelen/belazeren

     〈voornamelijk Brits-Engels; slang〉 do someone over • iemand aftuigen

     over and done with • voltooid verleden tijd

     do up a zip/a coat • een rits/jas dichtdoen

     would you do me up please • wil jij mijn rits even voor me dicht doen

III 〈 hulpwerkwoord〉

1 〈om inversie en ontkenning mogelijk te maken; onvertaald〉

2 〈als vervanging voor een eerder gebruikt werkwoord; voornamelijk onvertaald; soms〉 doen

3 〈om nadruk mogelijk te maken; voornamelijk te vertalen door een bijwoord〉

♦voorbeelden:

1   do you know him? • ken je hem?

     I don't know him • ik ken hem niet

2   he laughed and so did she • hij lachte, en zij (lachte/deed dat) ook

     I treat my friends as he does his enemies: badly • ik behandel mijn vrienden zoals hij zijn vijanden: slecht

     he worked harder than he'd ever done before • hij werkte harder dan (hij vroeger) ooit (gedaan had)

     ‘I take it it's true’ ‘So do I/But I don't’ • ‘Ik neem aan dat het waar is’ ‘Ik ook/Ik niet’

     he writes well, doesn't he? • hij schrijft goed, niet (waar)?/vind je niet?

     ‘Did you see it?’ ‘I did/I didn't’ • ‘Heb jij het gezien?’ ‘Ja/Neen’

     ‘He sold his car’ ‘Did he?’ • ‘Hij heeft zijn auto verkocht’ ‘Echt (waar)?’

     〈 informeel〉 they behave strangely, do women • ze doen rare dingen, de vrouwen

3   you did tell him • je hebt het hem wél gezegd

     I do love you • ik hou echt van je

     do come in! • kom toch binnen!

English-Dutch dictionary > do
10 under

prep. beneden, onder

under¹

[ undə] 〈 bijwoord〉

1 (er/hier/daar)onder ⇒ (naar) beneden, omlaag 〈 ook figuurlijk〉

2 in bedwang ⇒ onder controle

3 bewusteloos

♦voorbeelden:

1   when does the sun go under? • wanneer gaat de zon onder?

     see under for details • voor nadere toelichting zie onderaan

     groups of nine and under • groepen van negen en minder

     he is down under • hij is beneden

2   they kept their voices under • zij spraken op gedempte toon

3   the drug put her under for the evening • door het verdovingsmiddel raakte zij buiten bewustzijn die avond

→ down down/

————————

under²

〈 voorzetsel〉

1 〈plaats; ook figuurlijk〉 onder ⇒ onder het gezag van, onder toezicht van

2 〈 omstandigheid〉 onder ⇒ in, in een toestand van, krachtens, tijdens

3 〈 graad of hoeveelheid〉 minder dan

♦voorbeelden:

1   it's listed under Biology • het staat (geklasseerd) onder Biologie

     under the cliffs • aan de voet van de klippen

     my father served under Montgomery • mijn vader diende onder Montgomery

     he wrote under another name • hij schreef onder een andere naam

     he spoke to her under the pretext of asking the way • hij sprak haar aan onder het mom de weg te vragen

     be under full sail • met volle zeilen varen

     born under a lucky star • onder een goed gesternte geboren

     place under the sun • plekje onder de zon

2   under construction • in aanbouw

     I am under contract to stay • ik ben contractueel verplicht om te blijven

     the issue under discussion • het probleem dat ter discussie staat

     under fire • onder vuur

     placed under guard • onder bewaking gesteld

     under the law • volgens/krachtens de wet

     under penalty of death • op straffe des doods

     it's under repair • het wordt gerepareerd

     collapse under the strain • het onder de spanning begeven

3   under age • minderjarig

     just under a mile • net iets minder dan een mijl

     children under six • kinderen beneden de zes jaar

English-Dutch dictionary > under
11 look

n. blik; uitdrukking; gezicht; voorkomen; rol; uiterlijk
--------
v. kijken; lijken, er uit zien; zoeken; zien

look¹

[ loek]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 blik ⇒ kijkje

2 (gelaats)uitdrukking ⇒ blik

3 〈 vaak meervoud〉 uiterlijk ⇒ (knap) voorkomen, aanzien

4 mode

5 uitzicht

♦voorbeelden:

1   let's have a look • laten we even een kijkje nemen

2   the look on her face • haar gelaatsuitdrukking

3   I don't like the look(s) of him • zijn gezicht staat me niet aan

     by the look(s) of it/things • zo te zien

4   the new look for the summer • de nieuwe zomermode

II 〈 meervoud〉

1 uiterlijk ⇒ schoonheid

♦voorbeelden:

1   lose one's looks • minder mooi worden

————————

look²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 kijken ⇒ (proberen te) zien, aandachtig/zoekend kijken

2 uitkijken ⇒ uitzien, liggen

3 wijzen 〈 in bepaalde richting〉 ⇒ (bepaalde kant) uitgaan

4 verwachten ⇒ hopen

♦voorbeelden:

1   they looked but saw nothing • zij keken maar zagen niets

     look about/around • om zich heen kijken, rondkijken

     〈 figuurlijk〉 look about for a job • naar een baan zoeken

     look ahead • vooruitzien 〈 ook figuurlijk〉

     look on • toekijken

     look about one • om zich heen kijken; op zijn hoede zijn

     look at • kijken naar, in ogenschouw nemen; beschouwen, onderzoeken

     to look at him … • naar zijn uiterlijk te oordelen …

     not look at • niet in overweging nemen, niets willen weten van

     look beyond • verder kijken dan

     look down the road • de weg af kijken

     〈 spreekwoord〉 look before you leap • bezint eer gij begint

2   look onto/towards • uitzien/uitkijken op

     look to the south • op het zuiden liggen

4   I look to hear from her soon • ik verwacht spoedig (wat) van haar te horen

¶ look you! • kijk!

     look down (up)on • neerkijken op

     look forward to • tegemoet zien, verlangen naar

     look here! • kijk eens (even hier)!, luister eens!

     look in • aanlopen, aanwippen; 〈 informeel〉 tv kijken

     look in on someone • bij iemand langskomen/aanlopen

     look after • passen op, zich bekommeren om; toezien op

     look after oneself, look after one's own interests • voor zichzelf zorgen

     look for • zoeken (naar)

     look for trouble • om moeilijkheden vragen

     look into • even bezoeken; onderzoeken

     look (up)on someone as • iemand beschouwen als/houden voor

→ look back look back/, look out look out/, look round look round/, look through look through/, look to look to/, look up look up/

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 zijn blik richten op ⇒ kijken (naar), zien

2 (door een blik) te kennen geven ⇒ uitdrukken

3 eruitzien als

4 zorgen

♦voorbeelden:

1   look someone in the eyes • iemand in de ogen kijken

     look someone down • iemand de ogen doen neerslaan

     look what you've done • kijk nou (eens) wat je gedaan hebt

     look who's here! • kijk eens wie daar aankomt/wie hebben we hier!

2   her eyes looked distrust • haar ogen drukten wantrouwen uit

3   look one's age • aan iemand zijn leeftijd afzien

     he isn't looking himself today • hij is niet geheel zichzelf vandaag

4   look that … • ervoor zorgen dat …

→ look out look out/, look over look over/, look through look through/, look up look up/

III 〈 koppelwerkwoord〉

1 lijken (te zijn) ⇒ uitzien, de indruk wekken te zijn

♦voorbeelden:

1   〈 Amerikaans-Engels〉 look good/bad • goed/slecht lijken te gaan, er goed/slecht uitzien

     look interesting/promising • er interessant/veelbelovend uitzien

     look ill/well • er slecht/goed uitzien

     look like • eruitzien als, lijken op

     this looks to me like an exit • volgens mij is dit een uitgang

     it looks like snow • er is sneeuw op komst

     he looks as if he has a hangover • hij ziet eruit alsof hij een kater heeft

English-Dutch dictionary > look

См. также в других словарях:

Der Staat bin ich — Geflügelte Worte A B C D E F G H I J K L M N O … Deutsch Wikipedia
stehen — »Hier stehe ich! Ich kann nicht anders. Gott helfe mir! Amen«. Ich stehe zu dem, was ich gesagt und geschrieben habe, ich verharre trotz aller denkbaren Nachteile und persönlicher Gefahr auf meiner Überzeugung. Luther soll nach der gewöhnlichen… … Das Wörterbuch der Idiome
Geld — 1. Ach, nun fällt mi all mîn klên Geld bî. (Brandenburg.) Ein Ausruf, der häufig erfolgt, wenn jemand durch irgendeinen Umstand an etwas erinnert wird, was er hätte thun sollen, aber bisher zu thun vergessen hat. 2. All wîr1 Geld, dat et Wîf nig… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Stehen — 1. Dôr stét he, säd de Jung , un kackt vör sînen Vader up n Disch. – Hoefer, 555; Schlingmann, 627. 2. Ein gut stehen ist halbe arbeit. – Petri, II, 838. 3. Jeder stehet für sich selber, Gott für vns alle. – Petri, II, 203. 4. Es stehet keiner so … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Mann — 1. A blind man may perchance hit the mark. – Tauben und Hühner Zeitung (Berlin 1862), Nr. 6, S. 46. 2. A Mann a Wort oder a Hundsfott. (Ulm.) 3. A Mann wie a Maus ün a Weib wie a Haus is noch nit gleich. (Jüd. deutsch. Warschau.) Will sagen, dass … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Republik Ghana — Republic of Ghana Republik Ghana Flagge Wappen … Deutsch Wikipedia
Wasser — 1. Alle kleinen Wasser laufen in die grossen. – Simrock, 11227; Körte, 6528; Braun, I, 4928. »Die kleinen Wasser allgemein laufen in die grossen hinein.« Die Russen: Das Wasser, was die Ladoga der Newa gibt, gibt die Newa dem Finnischen Meerbusen … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Liste geflügelter Worte/D — Geflügelte Worte A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W Y Z Inhaltsverzeichnis … Deutsch Wikipedia
Haus — 1. Alte Häuser haben trübe Fenster. Dän.: Gammelt huus haver dumme vinduer. (Prov. dan., 315.) 2. Alte Häuser leiden mehr als neue. Wenn diese nicht schon zusammenfallen, ehe sie fertig gebaut sind. 3. Alte Häuser streicht man an, wenn man sie… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Ich hab's gewagt — Geflügelte Worte A B C D E F G H I J K L M N O … Deutsch Wikipedia
Liste geflügelter Worte/I — Geflügelte Worte A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W Y Z Inhaltsverzeichnis … Deutsch Wikipedia

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на все языки

hier staat dat

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на все языки

hier staat dat

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: